top of page

De perceptie van het paard

Paardgericht bezig zijn

De perceptie van het paard is cruciaal voor het paardgericht bezig zijn: het paard bepaalt. Dit is een heel belangrijk punt om lang genoeg bij stil te staan om het écht door te hebben. Jij moet begrijpen hoe en wat jouw paard begrijpt voordat jij jouw paard kan laten willen wat jij wilt. Jíj bent degene met de hersencapaciteit dus de perceptie van het paard dicteert hoe jij je tactiek aanpast, hoe jij je paard manipuleert. Ja, manipuleert, want uiteindelijk ben je bezig het paard te ‘sturen’ in wat jij wilt.

Rijpaarden houden

Paardgericht rijden begint niet in het zadel maar bij paardgericht paarden houden. Er is inmiddels veel informatie over de ethologie van het paard beschikbaar, zowel in papieren publicaties als via het internet. Een paar publicaties staan vermeld in de literatuuropgave.

Natuur-compenseren

Een paard is een paard is een paard; voorspelbaar volgens het evolutionaire programma paard. Het paard is een diersoort welke is geëvolueerd om efficiënt te zijn in een specifieke niche. Het paard is door natuurlijke selectie geprogrammeerd met een set specifieke eigenschappen; gespecialiseerd gedrag en een gespecialiseerd lijf.

Wanneer een dier onder niet soortspecifieke omstandigheden gehouden wordt, dan is dat voor dit dier suboptimaal, hetgeen inhoudt dat dit niet optimaal in conditie is. Niet lichamelijk en niet geestelijk.

Om op een paard te kunnen rijden is het onvermijdelijk dat we de rijdieren houden binnen een omheining, en dat is per definitie net zo onnatuurlijk als erop gaan zitten. Deze twee onnatuurlijke gegevens zijn afwijkingen van de natuurlijke omstandigheden, suboptimaal en daarvoor moeten we compenseren. Om dit en de consequenties daarvan te kunnen begrijpen is kennis en inzicht nodig.

Om paardgericht met een paard om te kunnen gaan is het logisch dat:

1. de houder dit programma kent; de ethologie van de diersoort paard kent

2. het paard paard kan zijn; volgens de ecologie van de diersoort paard leeft

Paardrijden volgens HC gaat uit van een normaal paard. Dat is een paard dat zich als een paard gedraagt, en lekker in diens paardenvel zit. Wetenschappelijke studies zijn al decennia helder over de eigenschappen van de diersoort paard, over diens evolutionair bepaalde programma, en over de basisvoorwaarden welke aan paardhouden gesteld dienen te worden:

1. buitenruimte

2. een sociale groep

3. voeding op basis van ruwvoer

Een paard is een dier dat uitwijkt en voor uitwijken is buitenruimte nodig. Fysiek heeft het beweging en frisse lucht nodig. Psychisch is een paard een claustrofoob en lichamelijk zijn de longen en het onderstel de zwakke plekken als hier niet aan voldaan wordt. Door het paard te stallen wordt het belet te bewegen en ademt het lucht van mindere kwaliteit. Door het paard te isoleren wordt het sociaal contact ontnomen.

Voor een paard is het leven in een familiegroep of een vrijgezellengroep normaal. Alle andere is abnormaal voor het paard. Een sociale groep met enkel merries en ruinen is al een compromis; de hengsten zijn intiators van 75% van het gedrag in groepen! Dit ter illustratie van de grote consequenties van schijnbare kleinigheden. Dat de meeste paarden gedwongen worden om onder suboptimale omstandigheden te leven maakt dit wellicht voor veel paardenhouders ‘normaal’ in de zin van ‘de modale situatie’ maar het is geenszins de norm als we kijken naar de welzijncriteria van de diersoort paard.

Voorbeeld:

De hoeven van een paard zijn een fraai voorbeeld van een evolutionair resultaat. De hoeven van een paard zijn door natuurlijke selectie zo geworden doordat de paarden leefden zoals deze leefden; de hoeven zijn een afgeleide van de omstandigheden.

De paardenhoef is een fraai staaltje van aanpassingsvermogen en de bandbreedte van de omstandigheden waaronder deze hoef voldoet is behoorlijk groot: andere omstandigheden, andere hoef.

Hier in de bergen van Andalusiê zien we een verschil tussen winterhoeven (koud en nat) en zomerhoeven (droog en hard): wanneer de natte winter eens wat bruusk over gaat in een droge hete zomer, dan slijt de winterlaag heel rap onder de zool uit en breekt de daardoor uitstekende, drooghardede hoefwand af tot op het niveau van de nieuw zool. Het enige wat voor dit process nodig is, is beweging, mechanische frictie. Ditzelfde fenomeen is waarneembaar in de Nederlandse Oostvaardersplassen. Wanneer de hoeven van een paard ‘onderhouden’ moeten worden door menselijk handelen, dan is dat feitelijk door ingrijpen compenseren van suboptimale omstandigheden.

Bij normale sociale interactie van paarden is er sprake van waarschuwingen, dreigingen en soms een knal. De gever noch de ontvanger van die knal zijn er door de natuur op voorbereid dat de mens soms een stalen boksbeugel onder een hoef timmert. Het in een sociale groep houden van paarden is een welzijnscriterium, en het normale sociale gedrag sluit het beslaan met hoefijzers uit.

Over capaciteit en overcapaciteit

Een dier evolueert op maat van de omstandigheden; heel specifiek zelfs op het NET overleven van de meest kritische momenten in de leefomstandigheden. Dit houdt in dat een diersoort geen overcapaciteit bezit, alleen NET genoeg. Het eventuele verschil tussen de meest kritische omstandigheden en de omstandigheden van het moment KAN inhouden dat het systeem van het paard een zekere overcapacitiet bezit, en dat er dus rek in de belastingsgraad zit.

Door op een paard te gaan zitten verhogen we de belastingsgraad van het dier met zomaar een kwart, en dat nog alleen wanner we er geen extra geestelijke stress door veroorzaken: geestelijke stress telt net zo zwaar als lichamelijke. Dit houdt in dat we de natuurlijke overcapaciteit van de systemen van een paard snel overschrijden. Als een paard onder suboptimale omstandigheden gehouden wordt is er geen sprake van een optimaal functionerend systeem en is er weinig tot geen overcapaciteit, dus is berijden dan overbelasting .

Voorbeeld:

Wanneer een ruiter een paard zodanig belast dat de hoeven de omstandigheden niet aankunnen is het beslaan een negatieve situatie. Het feit dat de hoeven de situatie niet aankunnen geeft aan dat er een overbelasting is: de leefomstandigheden geven minder overcapaciteit in het systeem dan aan belasting gevraagd wordt. Het beslaan van de hoeven houdt in dat het paard niet in een sociale groep leeft = nog suboptimalere omstandigheden. De combinatie van overbelasting en suboptimale omstandigheden is een zekere weg naar structurele problemen, dierenleed.

Het houden van een dier onder suboptimale omstandigheden is ethisch niet verantwoord. Een dier overbelasten is ethisch niet verantwoord. In de modale ruiterij worden suboptimaal gehouden paarden overbelast. Het ‘paardgericht’ werken heeft daarbij geen zin. Het is niet realistisch om deze paarden dan met een zogenaamd paardgerichte aanpak te willen opvoeden of opleiden: een paard moet eerste een paard ZIJN om als een paard behandeld te kunnen worden. Dit begint met de omstandigheden waaronder het dier leeft: de rest is een afgeleide.

Letterlijk en figuurlijk; het compenseren van de verschillen ten opzichte van de natuurlijke leefomstandigheden opdat het totaal zo goed mogelijk aansluit bij de ethologie en ecologie van het paard.

Beleren en rijden

Met betrekking tot het beleren en rijden zijn er verbazend oude en volledig binnen de recente kennis passende recepten voor paardgerichte psychologie.

John S. Rarey

Halverwege de 19de eeuw (1857) vatte John S. Rarey, de originele ‘paardenfluisteraar’, het erg goed samen in zijn drie uitgangspunten:

1. het paard begríjpt wat de bedoeling is

2. het paard is zich niet bewust van jouw lichamelijke zwakte

3. het paard kán wat we vragen

Hiermee heeft Rarey in een omgeving van paardendwingers zelfstandig bedacht wat hét paardenvolk uit de geschiedenis, de Mittani, door generaties met paarden samenleven begrepen hadden.

Kikkuli

... uit 1345 voor Christus, maar liefst 33 eeuwen geleden dus, is een set kleitabletten tot ons gekomen met daarop in spijkerschrift een briljant trainingsrecept. Paardenmeester Kikkuli, zelf een Mitanni, was in dienst van de Hittieten en legt met die tekst een handvest voor hen neer. Het ‘recept’ op zich is voor de specialisten beslist de moeite waard en ik heb verschillende van onze paarden het hele programma laten doorlopen, doch in dit verband is alleen de filosofie die eraan ten grondslag ligt van belang.

Kikkuli laat één ding telkens het zwaarste wegen: het voorkomen van stress. Zijn methode is een onvoorspelbaar knap koorddansen. Hij stoomt de paarden met een minimum aan investering klaar tot een maximum aan fitheid voor de inzet in oorlog door geestelijke en lichamelijke stress te onderscheiden en te voorkomen dat er in het trainingsproces overbelasting ontstaat. Hij zorgt er voor dat het paard begrijpt, fysiek in staat is en zo met zelfvertrouwen werkt. Daartoe biedt hij telkens één nieuw element aan en bouwt ook per sessie maar één element uit. Daarbinnen eerst onbelast en daarna pas belast (met een ruiter).

Rarey en Kikkuli samenvattend wordt het basis-recept dan

- leer het paard eerst wat de bedoeling is; wacht op de de ‘aha’-erlebnis

- vraag alleen wat het paard lichamelijk kán

- zorg dat het de moeite waard is; dat het succesvol uitvoeren een beloning inhoudt

In een ander hoofdstuk kun je lezen dat de ruiter op de rug in principe en zeker in het begin een stressfactor is; zowel lichamelijk als geestelijk. Vertaald naar de praktijk:

- alles wat je onder het zadel wilt dien je eerst vanaf de grond aan te leren en te bevestigen.

- leer één ding per keer aan.

- elke vólgende trede in het leerproces begint lager dan waar de vorige ophield.

Daarbij blijkt een paard in cycli te leren. Iedereen kent ‘de 3de dag’ (voor wie toch niet: dat is het moment waarop het paard een nieuw geleerd element gaat uitproberen en dat is vaak de derde dag dat het aangeboden wordt). Die ‘3de dag’ kan bij jouw paard ook de 4de of 5de of geen dag zijn. Dit fenomeen heeft alles met druk en zelfvertrouwen te maken. Het hangt van jouw individuele paard af hoe je daarmee omgaat en het makkelijkste is het eenvoudigweg vermijden. Aan de ene kant haalt een paard veel steun want zekerheid uit routine en aan de andere kant is dat in het geheel niet motiverend want het is doodsaai. Met wat een paard als beloning ervaart is het niet anders; of dat nu voedsel, een knuffel, het spel, de inspanning zelf, het avontuur of wat ook is; het paard bepaalt wat de moeite waard is.

Hoe lang een trainingsfase is, wordt daarom bepaald door hoe jouw paard in elkaar zit, wát je aan het leren/trainen bent en hoe goed jíj bent.Na elke werkperiode heeft een paard even tijd nodig voor het geestelijk verwerken en het lichamelijk aanpassen/herstellen. Een paard leert pas echt op de weide. De opbouw van het leerproces, het trainen, kan je grafisch als een zaagtandgafiek voorstellen. Het proces op zich beweegt zich omhoog doch elke volgende trede begint lager dan de vorige met telkens een kortere of langere leer-/verwerkpauze.

Kikkuli werkte 33 eeuwen geleden met één type paard uit één regio, gedomesticeerd uit één regionaal wild paard. Wij werken met een enorme variëteit aan rassen en mengvormen ooit gebouwd op twee tot drie dozijn verschillende wilde paardensoorten. Hierbíj komen dan nog de uiteenlopende individuele eigenschappen die bijvoorbeeld bepalen of een paard een leidmerrie of haremhengst zou zijn of juist niet. Tezamen maken deze dat niet elk paard geestelijk of lichamelijk voor dezelfde taak geschikt is en ook dat niet elk paard op dezelfde manier reageert. Wél blijft dat elk paard gewoon een paard is en volgens het evolutionair vastgelegde programma ontworpen is.

De strategie ligt vast doch de tactiek kan verschillen. Het is daarom van belang dat de ruíter beschikt over een ‘gereedschapskist’ vol verschillende maar wel paardgerichte stukken ‘gereedschap’ om problemen mee op te lossen, en over een brede kennis. Binnen het kader van deze site wil ik die ‘gereedschapskist’ nader omschrijven als veel creatieve mogelijkheden om het paard met de ‘open-deur’ te beleren en het individuele paard te belonen, zodat het uiteindelijk zelf wíl wat de ruiter wil.

bottom of page